Delven van overnameprooien in de goudmijnbouw

Met goudprijzen die recordhoogtes bereiken begint de overnamemachine in de goudmijnbouw warm te draaien.

Maarten van der Pas 29 juli, 2010 | 17:28
Facebook Twitter LinkedIn

Uit recente grote overnames in de goudmijnbouw (Lihir Gold door Newcrest en Sino Gold door Eldorado Gold) zijn interessante lessen te trekken. Zoals welke eigenschappen de overgenomen onderneming tot aantrekkelijke overnamedoelen maakten. Met deze lessen zijn weer potentiële overnamekandidaten te ontdekken.

Perfecte prooi
De belangrijkste reden voor een gouddelver om een van zijn concurrenten over te nemen is het vergroten van zijn reserves. Met het delven van erts verkleint een mijnbouwbedrijf zijn reserves en om verzekerd te zijn van productie moeten de reserves worden aangevuld. Deze continue behoefte om de reserves aan te vullen speelt vooral bij de grote ondernemingen die hun reserves in grote hoeveelheden en met hoge snelheid uit de grond halen. Waar mijnbouwers voor het vergroten van hun reserves de keus hebben uit zelf graven naar nieuwe erts of het trekken van de portemonnee geven de meeste de voorkeur aan het kopen van reserves op de markt gezien de forse eisen aan kapitaal en tijd en de grote onzekerheid die exploratie met zich meebrengt.

Een van de grootste deals afgelopen jaren in de goudmijnbouw werd geïnitieerd door de grote Australische speler Newcrest Mining dat in mei van dit jaar een verhoogd overnamebod neerlegde bij Lihir Gold van 8,8 miljard dollar (6,7 miljard euro). De deal zal waarschijnlijk dit najaar rond komen. Er zijn verschillende redenen waarom Lihir zo’n aantrekkelijk overnamedoel is voor Newcrest. Lihir bezit met Lihir Island een mijn van wereldklasse met 31 miljoen ounce (ongeveer duizend ton) aan goudreserves. Eén van ’s werelds grootste goudvoorraden. Lihir produceert tegen lage kosten waardoor de combinatie van Newcrest en Lihir in het onderste kwartiel van de sectorkostencurve blijft. Het grootste deel van Lihir’s reserves bevinden zich in Papoea Nieuw-Guinea, een land waar Newcrest ook flink vertegenwoordigd is. De geografische nabijheid van Lihir’s mijnen maken het bedrijf ontegenzeggelijk interessant voor Newcrest, omdat het meer rendement haalt uit zijn al aanwezige infrastructuur en ervaring in Papoea Nieuw-Guinea.

Een andere, behoorlijke acquisitie was de overname van Sino Gold door Eldorado Gold voor 1,9 miljard dollar (1,4 miljard euro) in december 2009. Op dat moment verdubbelde Eldorado met de overname bijna zijn goudreserves. En het hielp zijn activiteiten in China te consolideren omdat de acquisitie twee mijnen toevoegde aan Eldorado’s Tanjianshan mijn in China. In dit opzicht had Eldorado dezelfde motivatie om te acquireren als Newcrest.

Een noemenswaardig aspect van de Sino-overname is, dat Eldorado al ongeveer 20 procent van de gewone aandelen van Sino had voordat het met zijn bod kwam. Een dergelijk patroon is vaker te zien bij recente deals in de goudmijnbouw. Grote mijnbouwbedrijven nemen vaak een minderheidsbelang in een potentiële overnamekandidaat of gaan een samenwerking aan bij het exploiteren van mijnen en het ontwikkelen van projecten. Dat is de voorbode van een volledig overnamebod. Deze tactiek biedt de jager de gelegenheid om zijn prooi beter te leren kennen en waarderen wat helpt bij het besluit om het wel of niet over te nemen. Deze strategie faciliteert ook het overnameproces omdat de jager al kapitaal beschikbaar heeft gesteld om een minderheidsbelang te kopen in de bezittingen of aandelen van de prooi en alleen nog maar het overgebleven deel hoeft te kopen. Met andere woorden, de koper kan voor de overname in termijnen betalen in plaats van een bedrag in eens, wat de financiële last aanzienlijk verkleint.

Overnamekandidaten
Uit de bovengenoemde recente overnames is te concluderen dat mijnbouwbedrijven met flinke, goedkope voorraden dicht in de buurt van mijnen van mogelijke overnemers aantrekkelijk overnamedoelen zijn. Ook is te zien dat wanneer grote mijnbouwers een minderheidsbelang nemen of een samenwerkingsverband aangaan met een kleinere concurrent dat vaak de voorbode van een overname is. Met deze criteria zijn drie potentiële overnamekandidaten te destilleren (uit de mijnbouwbedrijven die Morningstar volgt).



Kinross Gold, op zichzelf een grote mijnbouwonderneming, deelt het eigendom van veel van zijn mijnen met sectorgiganten, maar geen van hen is groter dan Barrick Gold. Kinross en Barrick hebben de laatste jaren nauwe banden opgebouwd, zoals het samen ontwikkelen van de grote Cerro Casale goud-kopervoorraad in Chili. Kinross enorme voorraaden en lager dan gemiddelde productiekosten maken het een interessant overnamedoel voor elk mijnbouwbedrijf dat groot genoeg is om het op te slokken. Daarin zit wel meteen het probleem. Kinross overnemen is geen eenvoudige klus, zelfs niet voor een gigant als Barrick. Barrick heeft substantieel kapitaal nodig voor zijn eigen megaprojecten als Pueblo Viejo (Dominicaanse Republiek) en Pascua-Lama (Chili) en het is niet aannemelijk dat de onderneming daarnaasr nog een overnamebod lanceert voor Kinross. Een meer voor de hand liggend scenario is een aandelenruil. Barrick verkreeg een belang van 25 procent in het Cerro Casale project van Kinross in februari dit jaar voor meer dan 470 miljoen dollar (359 miljoen euro) en het zou niet verbazen als Kinross het volledige project casht.

Een meer voor de hand liggende overnamekandidaat is IAMGold, dat het eigendom van diverse West-Afrikaanse goudmijnen deelt met zowel AngloGold Ashanti en Gold Fields. IAM Gold heeft diverse mijnen in Latijns-Amerika en Canada en zit ruwweg in met midden van de sectorkostencurve. Desalniettemin heeft de onderneming een veel beter kostenprofiel dan AngloGold en GoldFields. Die hebben relatief dure mijnen in Zuid-Afrika. Zowel AngloGold als GoldFields hebben aangegeven dat ze willen diversificeren van hun mijnen in Zuid-Afrika en de overname van IAMGold zou daarvoor een goede start zijn. Wat IAMGold extra aantrekkelijk maakt is zijn lucratieve nobiummijn. Nobium wordt voornamelijk gebruikt in superlegeringen en de delving ervan is zeer winstgevend omdat de wereldwijde nobiumproductie in handen is van slechts 3 bedrijven waarvan IAM Gold een marktaandeel van 13 procent claimde in 2009.

IAM Gold past bijzonder goed bij AngloGold omdat die onderneming al mijnen heeft in Mali en Ghana, twee landen waar IAMGold ook significant aanwezig is. Er zijn echter wel complicerende factoren. Zo moet AngloGold een deel van zijn kas aanwenden om zijn enorme goudhedge te verkleinen die eind maart op 3,5 miljoen ouce stond (ruim 100 ton). Maar de onderneming wil ook zijn schuldratio op peil houden en dat maakt het onwaarschijnlijk dat het nog flinke schulden aangaat. Als AngloGold een overnamebod doet op AIMGold, dan zal het bod dan ook hoogstwaarschijnlijk gefinancierd worden met een aandelenemissie, wat voor bestaande aandeelhouders een verwatering kan inhouden.

Een laatste overnamekandidaat is Harmony Gold, wat een eclectische portefeuille van voornamelijk dure, Zuid-Afrikaanse mijnen bezit en enkele bezittingen in Papoea Nieuw-Guinea heeft samen met Newcrest via de Morebe joint venture. Harmony’s productiekosten  zitten flink boven het gemiddelde van de goudmijnbouwsector vanwege zijn Zuid-Afrikaanse basis. De Morebe joint venture daarentegen is een zeer aantrekkelijk bezit vanwege de lage productiekosten en het aantrekkelijke groeipotentieel. Gezien de historische interesse van Newcrest in Papoea Nieuw-Guinea (zie de acquisitie van Lihir) wekt het geen verbazing als de grote mijnbouwer het belang van Harmony in de joint venture overneemt. Een volledig bod op Harmony ligt niet voor de hand omdat de mijnen van Harmony buiten Papoea Nieuw-Guinea niet erg interessant zijn. En Newcrest is ook nog bezig om de overname van Lihir af te ronden. Met Newcrest’s bod op Lihir als leidraad (wat Lihir’s voorraad waardeert op ongeveer 280 dollar per ounce), is Harmony’s belang van 50 procent in Morobe ruwweg 300 miljoen dollar waard (230 miljoen euro). Maar de uiteindelijk overnameprijs kan veel hoger uitpakken omdat nog steeds nieuwe voorraden worden ontdekt in de mijn.

Toetje
Waar sommige beleggers flink hebben geprofiteerd van de recente consolidatietrend in de goudmijnbouwsector. Toch moeten mogelijke toekomstige aquisities geen primaire rationale zijn om in gouddelvers te beleggen. Beleggers moeten focussen op goudproducenten met relatieve lage productiekosten – daardoor behouden deze ondernemingen hun winstgevendheid ook als de goudprijzen terugkomen van hun huidige hoge niveau – en een gezonde goudvoorraad die productie op de lange termijn verzekert. Elke extra winst door een mogelijke overname is dan de slagroom op het toetje.


(Wordt binnenkort vervolgd met een artikel over hoe goudmijnbouwers te selecteren die over een goede, duurzame voorraad beschikken.)

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Maarten van der Pas

Maarten van der Pas  is Financial Markets Editor bij Morningstar Benelux

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten