Tijdens het jaarlijkse Morningstar Debat in Amsterdam op 29 november wisselden drie beleggingsexperts hun ervaringen uit met de SFDR-regels die sinds 2021 in de financiële wereld gelden. SFDR is de afkorting van Sustainable Finance Development Regulation en dit pakket regels vormt een onderdeel van het grote EU-actieplan Duurzame Financiering.
Op grond van de SFDR-regels moeten aanbieders van beleggingsproducten – zoals banken, vermogensbeheerders, financieel adviseurs en pensioenfondsen – hun eindgebruikers (lees: de particuliere belegger) informeren hoe duurzaamheid doorwerkt in hun beleid en beleggingsbeslissingen. Dat moeten zij doen op hun website en in de prospectus die bij elk beleggingsproduct hoort.
De bedoeling van de regels is dat particuliere beleggers gemakkelijker hun weg kunnen vinden in het oerwoud van producten met een duurzaam label. Ook moeten ze greenwashing ontmoedigen – doen alsof je fonds duurzaam is, terwijl het dat niet is. Voordat je het etiket ‘duurzaam’ op je product mag plakken, moet dat sinds 2021 aan de nodige voorwaarden voldoen.
In de praktijk is het gevolg van de nieuwe regels dat een beleggingsfonds tot één van de volgende drie categorieën behoort: niet duurzaam of groen (beschreven in Artikel 6 van de SFDR), lichtgroen (Artikel 8) of donkergroen (Artikel 9), zoals Morningstar al eerder heeft uiteengezet. De laatste categorie producten – de donkergroene - moeten aan de hoogste eisen voldoen. Voor wie wil nalezen wat de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Europese Unie inhouden en beogen: daarover publiceerde toezichthouder AFM op haar website een helder verhaal. De deelnemers aan het Morningstar Debat over de ervaringen met de invoering van SFDR waren:
- Zoë du Chattel - senior toezichthouder bij de AFM
- Hadewych Kuiper - algemeen directeur bij Triodos Investment Management
- Hortense Bioy – hoofd ESG-research bij Morningstar
Deze drie beleggingsexperts wisselden van gedachten onder leiding van Rik Teeuwen van PRI. Dit platform legt ESG-criteria vast in beleid en investeringsbeslissingen. PRI staat voor Principles for Responsible Investment.
Nog volop in ontwikkeling
Nou zou je zeggen: die SFDR-regels zijn al ruim tweeëneenhalf jaar geleden ingevoerd, waarom hebben we het er nog steeds over? "Dat komt omdat de SFDR-regels nog steeds aangepast worden," legt Zoë du Chattel van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit. "En de taxonomie – het classificatiesysteem voor duurzame beleggingsproducten op basis van SFDR – is ook nog in ontwikkeling."
Logisch dus dat de mensen die beroepshalve met de SFDR-regels moeten werken, ook nog midden in een denkproces zitten. Dat is recent aangewakkerd door de consultatieronde die de EU momenteel houdt over de regels. Tot die half december wordt afgerond, kunnen betrokken partijen uit de financiële sector hun op- en aanmerkingen over SFDR aan de Europese wetgever doorgeven.
Succes
Inmiddels valt de helft van alle beleggingsproducten die te koop zijn op de Europese markt onder Artikel 8 of 9, vertelt Hortense Bioy van Morningstar. "Goed voor ongeveer vijf biljoen euro. Dat er zoveel interesse zou zijn voor duurzame beleggingsproducten, hadden degenen die de SFDR-regels invoerden niet verwacht – en degenen voor wie de regels gelden ook niet."
Bioy vindt dat de EU daar wel een complimentje voor verdient: die heeft de leiding genomen en stimuleert op haar beurt andere landen en regio’s om ook iets op duurzaamheidsgebied te gaan doen – bijvoorbeeld door hun eigen regels op te stellen. "Dat zie ik bijvoorbeeld in Azië."
"Aanvankelijk leidde onduidelijkheid over de SFDR-regels ertoe dat aanbieders hun producten zelf in een lagere duurzaamheidsklasse categoriseerden," herinnert Hadewych Kuiper van Triodos zich. "Voor de zekerheid, om te voorkomen dat ze juridisch ergens op aangesproken konden worden. De gedachte toen was: better be safe than sorry. Dat vond ik persoonlijk een dieptepunt, omdat het doel van de SFDR-regels juist was dat er méér geld naar duurzame bedrijven zou gaan stromen en dat meer burgers geld in duurzame beleggingsfondsen zouden steken."
Toch zat er ook een positieve kant aan die trend van downgraden van Artikel 8 (lichtgroen) naar Artikel 6 (niet duurzaam), vindt Du Chattel. ‘Natuurlijk willen we uiteindelijk het liefst dat alle beleggingsfondsen zo duurzaam mogelijk worden. Maar het tegengaan van greenwashing is óók een doel van de SFDR-regels. Als een beleggingsfonds totaal niet duurzaam is, heb ik liever dat de aanbieder zelf switcht en zich classificeert als een Artikel 6-product in plaats van dat het pretendeert een Artikel 8- of zelfs Artikel 9-product te zijn.’
Geen makkelijkere keus
Gelukkig is het tij weer gekeerd. Dat merkt Kuiper ook bij Triodos, dat uitsluitend Artikel 9-producten aanbiedt, de meest duurzame categorie. "Ook daar is echt belangstelling voor". Maar dat wil volgens Kuiper niet zeggen dat de nieuwe regels het voor de burger makkelijker hebben gemaakt om financiële producten met elkaar te vergelijken op duurzaamheidsgebied. "De voor- en nadelen van een duurzaam fonds vergelijken met die van een niet-duurzaam fonds kan bijvoorbeeld nog niet. Voor de consument of burger is kiezen nog steeds niet gemakkelijk."
De professionals die met de regels moeten werken, kunnen er wél steeds beter mee uit de voeten, merkt De Chattel van de AFM. "Asset managers vinden het steeds makkelijker om te kiezen in welk van de drie categorieën (dus Artikel 6, 8 of 9) zij een product moeten indelen." Ook ziet zij dat aanbieders uitgebreidere informatie zijn gaan geven over de duurzaamheid van hun producten. "De markt steekt enorm veel energie in het verbeteren van de onderliggende informatie bij beleggingsfondsen."
Minder positief is dat wie beleggingsproducten in meerdere Europese landen aanbiedt, te maken krijgt met verschillende nationale toezichthouders. Want per land blijkt te verschillen hoe zij de SFDR-regels precies interpreteren. Tegen dat probleem is Triodos regelmatig aan gelopen, vertelt Kuiper: "De toezichthouder in Luxemburg interpreteert de SFDR-regels bijvoorbeeld strikter dan die in Nederland. Dat soort verschillen helpen niet. Ik hoop dat dit nog verandert." Kuiper raadt de EU aan de regels eenduidiger te maken, zodat er minder ruimte overblijft voor verschillende interpretaties – en daarmee voor verwarring.
Eigen route Britten
Het Verenigd Koninkrijk heeft inmiddels haar eigen route gekozen op dit gebied, vertelt Bioy. Het land verplicht aanbieders net als EU-lidstaten doen om een etiketje op hun product te plakken dat de mate van duurzaamheid ervan aangeeft. Maar als een beleggingsfonds geen enkele ambitie heeft op duurzaamheidsgebied, hoeft het ook niet aan de informatieverplichting te voldoen die voortkomt uit de SFDR-regels.
Zou het kunnen dat de EU daardoor geïnspireerd raakt en op termijn ook voor dit Britse model kiest? Dat hangt ervan af of de financiële wereld dat wil, zegt Du Chattel. Dit is immers een van de onderwerpen waarop aanbieders van beleggingsproducten tijdens de huidige EU-consultatieronde hun visie kunnen geven.
De AFM zou daar geen voorstander van zijn: de toezichthouder vindt dat aanbieders van élk beleggingsfonds bepaalde informatie zouden moeten geven op duurzaamheidsgebied. Niet-duurzame fondsen vrijstellen van de verplichting om informatie te verschaffen aan de burger zou oneerlijk zijn, stelt Kuiper van Triodos. "Je wilt een gelijk speelveld voor aanbieders van alle beleggingsproducten – of die nu duurzaam zijn of niet."
Daar is een goede reden voor. Kuiper: "Een product voorzien van informatie over duurzaamheidsaspecten kost de aanbieder geld." Als je een niet-duurzaam fonds vrijstelt van die verplichting, hoeft het minder kosten te maken en kan het aan zijn product dus een goedkoper prijskaartje hangen.
Zorg voor simpele labels
De Britse toezichthouder lijkt vooral gericht op het voorkomen van greenwashing – en daarvoor voldoet haar SFDR-interpretatie. Kuiper: "Maar als je wilt bereiken dat er zoveel mogelijk geld naar duurzame beleggingsfondsen stroomt, kun je beter voor het huidige EU-systeem kiezen." Hetzelfde geldt als je doel is om het selectieproces voor de Europese burger zo makkelijk mogelijk te maken, vindt Du Chattel. "Dat pleit voor eenduidige, simpele labels op elk beleggingsproduct – duurzame én niet-duurzame."
Binnen zo’n aanpak zou er ook ruimte moeten komen voor beleggingsproducten die zich op de energietransitie richten, als het aan Du Chattel ligt. "Die zijn vaak nu nog niet duurzaam, maar hebben het wel in zich om dat te worden. Nu krijgen zij heel makkelijk het label ‘grijs’ opgeplakt, terwijl ze wel hartstikke belangrijk zijn als we de wereld duurzamer willen maken. Een apart label voor deze categorie zou dan ook een goed idee zijn."
Olifant in de kamer
Bioy van Morningstar vindt een waarschuwing voor labels echter wel op z’n plek. "We hebben in de EU nu al negen of tien labels en in het VK twaalf, en er zijn plannen voor nog meer labels. De olifant in de kamer is dus hoeveel labels we nodig hebben. Burgers zijn gebaat bij een simpel systeem – als je moet kiezen uit veertien verschillende labels gaat dat niet helpen. Dan moet je mensen ook nog gaan bijbrengen wat welk label betekent. En een label moet niet alleen aangeven hoe groen een beleggingsproduct is, maar ook wat het effect daarvan is op het rendement."
Het precieze verschil tussen een Artikel 8 en 9-label moet duidelijker moeten, vindt Du Chattel. "Zelfs fondsmanagers vinden dat lastig. En particuliere beleggers begrijpen het verschil al helemaal niet." Ook Kuiper van Triodos vindt dat de indeling in categorieën simpeler moet worden. "Elk beleggingsfonds zou op dezelfde vragen over duurzaamheid antwoord moeten geven." Alle aanbieders zouden dus verplicht moeten zijn om dezelfde hoeveelheid informatie te geven op duurzaamheidsgebied.
De vier belangrijke vragen die zij zouden moeten beantwoorden volgens Triodos zijn als volgt. Eén: hoe duurzaam is je beleggingsproduct. Twee: hoe groot is het percentage duurzame investeringen van dit fonds? Drie: hoe verwerk je adverse impacts, zoals het (onbedoelde) negatieve effect dat het maken van, zeg, een elektrische auto of windmolen heeft op het klimaat? En vier, hoeveel gronden voor uitsluiting heb je als fonds? Oftewel, op grond van welke criteria sluit je een bedrijf uit voor opname in je fonds?
Rapportcijfer: ja of nee?
Je zou voor producten maximaal vijf verschillende labels moeten hebben, stelt Kuiper voor. En plak daar dan geen naam op, maar een rapportcijfer of nummer. Want dit systeem is nog zo in ontwikkeling dat een naam die nu klopt straks misschien helemaal niet meer de lading dekt. Maar een naam kan het voor de consument wel begrijpelijker maken om wat voor een soort product het gaat, vindt Du Chattel van de AFM.
Terwijl rapportcijfers de suggestie wekken dat het ene product beter is dan het andere: hoe hoger hoe beter. "Maar het is niet eerlijk om een product dat zich op de transitie naar duurzaam richt te vergelijken met een die gefocust is op duurzaam beleggen," zegt Du Chattel. "Terwijl ze beide even belangrijk kunnen zijn voor het uiteindelijke doel van de SFDR."
Volgens Bioy van Morningstar is het een te verdedigen strategie om de huidige classificatie te verbeteren, in plaats van weer een nieuwe te bedenken. "Het zal nooit perfect worden, maar het grootste probleem zit in de Artikel 8-groep. Daar vallen heel lichtgroene producten onder, maar ook donkergroene producten die tegen Artikel 9 aan zitten. Daarom hebben sommige partijen al hun eigen subcategorieën gecreëerd, zoals Artikel 8+. Zo’n grote categorie als die van Artikel 8 zal je toch op de een of andere manier moeten segmenteren."
Voor wie het hele Morningstar Debat wil terugkijken, dat kan hier:
https://www.brighttalk.com/webcast/19058/602527