Vermogensbeheerders en -adviseurs moeten bij het selecteren van beleggingen voor hun cliënten zorgdragen dat het product past bij de situatie van de cliënt. Daarom wordt dit laatste bij het aangaan van de relatie in kaart gebracht, meestal door het gebruik van uitgebreide vragenlijsten die ingaan op de financiële positie en het vermogen van de client om risico te lopen alsmede de bereidheid daartoe.
Het moge duidelijk zijn dat de uitkomst van deze inventarisatie tot een uniek beeld leidt, immers iedere belegger is anders. Toch lijken weinig zaken in de beleggingswereld zo persoonlijk als de invulling van het begrip duurzaamheid. Start een discussie over het onderwerp en het levert al snel een, soms zelfs verhit, debat op. Over wat duurzaamheid is, welke bedrijven wel of niet voldoen aan dat begrip, maar ook over hoe het moet worden toegepast in het beleggingsbeleid.
Net als bijvoorbeeld bij de risicoinventarisatie en -profielen het geval was, hebben wet- en regelgevers wereldwijd gemeend ook op duurzaamheidsgebied een poging te moeten wagen om duidelijkheid te scheppen door middel van het introduceren van bepaalde kaders.
Europese actieplannen
In Europa is dit met name gebeurd door de introductie van het Action Plan on Financing Sustainable Growth. Het plan kent tien belangrijke acties die moeten worden ondernomen om de CO2-neutraliteitsdoelstelling voor 2050 te halen. Onderdeel van het plan is ook de EU Sustainable Finance Disclosure Regulation, kortweg SFDR, welke werd aangenomen in november 2019 en in maart 2021 in werking trad.
De regels van de SFDR vormen een aanvulling op de huidige regelgeving voor aanbieders van en adviseurs in financiële producten. In grote lijnen moeten fondshuizen aan beleggers duidelijk maken hoe duurzaamheidsrisico's worden meegenomen in hun beleggingsproces, welke maatstaven ze gebruiken om ESG-factoren beoordelen en hoe zij beleggingsbeslissingen beschouwen die negatieve effecten kunnen hebben op duurzaamheidsfactoren. Het belangrijkste doel van de SFDR is om de transparantie en vergelijkbaarheid van ESG-informatie voor eindbeleggers te vergroten en zodoende het zogenaamde greenwashing te minimaliseren.
Houvast voor beleggers
De SFDR verdeelt beleggingsfondsen in drie verschillende typen met verschillen in duurzame doelstelling en niveaus van vereisten voor het openbaar maken van informatie. Fondsen die worden geclassificeerd als Article 9 hebben duurzaam beleggen als specifiek doel en kunnen daarmee ook wel worden aangeduid als donkergroene fondsen.
Daarentegen hebben Article 8 fondsen slechts tot doel ecologische of sociale aspecten te bevorderen en zijn dus eerder lichtgroene fondsen. Tot slot zijn er nog de Article 6 fondsen waaronder alle andere fondsen vallen die geen specifieke of expliciete duurzaamheidsdoelstelling hebben.
Deze categorisering biedt een houvast aan beleggers, echter dit is zeker geen zaligmakende oplossing. Er zijn namelijk genoeg voorbeelden te noemen van Article 9 fondsen die voor veel beleggers niet zullen voldoen aan hun duurzaamheidscriteria. Om dit te onderstrepen een aantal voorbeelden.
Uitsluiten of niet
Eén van de meest voorkomende vereisten van duurzame beleggers is de wens om niet te beleggen in bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van fossiele brandstoffen. Kijken we echter naar alle 781 aandelenfondsen in de database van Morningstar met een Article 9 classificatie, dan zijn er slechts 315 die geen enkele blootstelling hebben aan dergelijke bedrijven.
Het merendeel heeft dus wel degelijk bedrijven in de portefeuille die zich bezighouden met fossiele brandstoffen. Een drietal beleggen zelfs circa de helft van hun portefeuille in dergelijke bedrijven, dit zijn Principal Global Sustainable Listed Infrastructure, Macquarie Sustainable Global Listed Infrastructure en First Sentier Responsible Listed Infrastructure. Dit laatste fonds zal overigens om precies deze reden worden geherclassificeerd als Article 8 fonds.
Nucleaire energie controversieel
Niet minder controversieel is de blootstelling aan nucleaire energie. De ene belegger zal deze energievorm uit de portefeuille willen weren, de andere zal het juist zien als schone bron van energie omdat er geen CO2 uitstoot aan is verbonden. De blootstelling is minder groot dan fossiele brandstoffen, maar toch heeft het aanzienlijke aantal van 308 fondsen enige mate van blootstelling aan bedrijven die actief zijn op dit gebied. Naast de drie eerder genoemde fondsen, zijn dat onder andere zogenaamde ecologiefondsen waaronder JPM Climate Change Solutions en Ninety One GSF Global Environment.
Andere activeiten die beleggers veelvuldig vanwege duurzaamheidscriteria uitsluiten, maar waar een aantal Article 9 fondsen toch in beleggen, zijn militair wapentuig (bijvoorbeeld Carmignac Investissement), alcohol (AXA World Funds - Framlington Euro Selection) en pesticiden (Schroder International Selection Fund Global Sustainable Food and Water).
De bovenstaande voorbeelden dienen niet per se als bewijs dat de genoemde fondsen zich niet als duurzaam zouden mogen afficheren. Het is meer bedoeld om te benadrukken dat raamwerken, zoals de SFDR, niet meer zijn dan een globale leidraad voor de selectie van duurzame fondsen.
Uiteindelijk zal een belegger (of een adviseur of beheerder voor zijn clienten) de afweging moeten maken of iets voldoet aan de gestelde duurzaamheidscriteria. Anders dan het abstracte begrip van risico, zullen mensen daar makkelijk mee uit de voeten kunnen omdat hun normen en waarden raakt. De moeilijkheid zal hem zitten in die toe te passen bij de selectie van een geschikt duurzaam fonds.