Momenteel zijn er problemen met onze Portfolio Manager tool. We werken er hard aan om die zo snel mogelijk weer online te krijgen. Dank voor uw geduld.

Dynamische allocatie op basis van risicofactoren: zo werkt het

Mixfondsen worden doorgaans ingedeeld in vier allocatie categorieën: agressief, neutraal, defensief en flexibel. Vaak zal in de eerste drie categorieën de mix tussen aandelen en obligaties doorheen de tijd constant blijven, terwijl in de flexibele variant de allocatie varieert naar gelang de marktvooruitzichten van de fondsbeheerder. Deze week bekijken we enkele alternatieve allocatie strategieën, inclusief die waarbij de allocatie afhangt van risicofactoren.

Thomas De Fauw 09 maart, 2021 | 12:03
Facebook Twitter LinkedIn

In een vorige column hadden we het al over de rol van obligaties en alternatieve activa in een gediversifieerde beleggingsportefeuille. Deze keer behandelen we enkele varianties op de klassieke 50/50 en aanverwante allocatie strategieën. De bouwstenen zijn steeds obligaties en aandelen, veelal aangevuld met grondstoffen, goud, en vastgoed maar de samenstelling kan soms erg verschillen.

Statisch
De permanente portefeuille, waarbij steeds een vierde wordt gealloceerd naar bijvoorbeeld large cap aandelen, korte termijn overheidsobligaties, 30-jarige staatspapier, en goud is rechtdoorzee, maar populair wordt deze strategie de volgende jaren vermoedelijk niet gezien de hoge allocatie naar obligaties. Een alternatieve versie houdt het op 25% aandelen, 25% obligaties, 25% goud en 25% REITs. Beide zijn statische strategieën waarbij, net zoals bij de klassieke 50/50, in principe niet wordt afgeweken van de initiële allocatie mix.

Dynamisch
Maar er zijn natuurlijk ook mixfondsen waarbij de beheerder zelf de allocatie kan bepalen. Beleggers doen er dan ook goed aan om vooraf grondig te kijken of de risicolimieten overeenstemmen met hun beleggingshorizon en doelen.

Naast de traditionele discretionaire mandaten zijn er de zogenaamde volatility targeting strategieën die een dynamische allocatie hanteren gebaseerd op risicofactoren. Aanhangers van deze strategie argumenteren dat de neutrale 50/50 allocatie geen 50% maar eerder 70-80% blootstelling heeft aan aandelen omdat de aandelenvolatiliteit domineert binnen de portefeuille. Zij geven beleggers de mogelijkheid te mikken op een bepaald risicoprofiel, vaak agressief, neutraal en defensief en laten de allocatie naar aandelen afhangen van de historische en verwachte volatiliteit. Met andere woorden, in een omgeving van lage volatiliteit zal de allocatie naar aandelen hoger zijn. Zo kan binnen de neutrale strategie de weging naar aandelen soms variëren tussen de 25% en 70%.

Risk parity
Risk parity strategieën steunen op de hierboven beschreven principes maar bestaan vaak uit een gelijkgewogen risico aandelen, vastrentende waarden en grondstoffen. Er zijn ook complexere varianten beschikbaar die vastgoed, edelmetalen of inflatie beschermende effecten opnemen in de portefeuille. In tegenstelling tot de traditionele 50/50 waar het grootste deel van het risico afkomstig is van de aandelenallocatie, ontlenen risk parity fondsen dus meer risico’s aan obligaties en grondstoffen. De uiteindelijke allocatie aan aandelen zal vaak lager uitvallen dan in traditionele allocatiefondsen en in een omgeving waar aandelen het moeilijk hebben zal het obligatiedeel dan ook als ballast fungeren.

Profiteren van lage rentevoeten
De risk parity strategie werd ontwikkeld in de jaren 90 door Ray Dalio’s Bridgewater Associates, een van ‘s werelds grootste hefboomfondsen, maar werd pas echt populair na de wereldwijde financiële crisis van 2007-2008 toen het kon profiteren van de riante liquiditeitsinjecties, lage rentebeleid en stimulusmaatregelen van de Fed en ECB.

In het Verre Oosten nam de BOJ, die sinds 2010 lokale ETFs opkoopt, vorig jaar zelf de positie van grootste aandeleneigenaar over van het Government Pension Investment Fund (GPIF). Daarnaast heeft de BOJ meer dan de helft van alle Japanse overheidsobligaties (JGBs) in handen en concurreert het rechtstreeks met de pensioenfondsen en verzekeraars voor bedrijfsobligaties. Met grote prijsongevoelige kopers in de markt (en het geloof bij beleggers dat die zullen blijven) hoeft het niet te verwonderen dat alle financiële activa de neiging hebben in tandem te stijgen.

Gevoelig voor renteschommelingen
Risk party portefeuilles maken echter vaak gebruik van hefbomen om obligaties, die doorgaans een laag volatiliteitsprofiel hebben, even riskant te maken als de aandelenportie van de portefeuille. Dit maakt de portefeuille gevoeliger voor renteschommelingen. Toen in 2013 rentes sterk stegen presteerden risk parity fondsen hierdoor duidelijk minder dan de traditionele allocatie strategieën. Niet alleen is de prijs van obligaties invers gecorreleerd aan de rente, maar ook lenen wordt dan duurder.

Niet immuun voor corona
Ontworpen om het goed te doen in alle soorten markten, zou de brede diversificatie binnen risk parity strategieën in theorie op de langere termijn moeten leiden tot robuuste prestaties over verschillende marktcycli heen. Maar toch kreeg deze allocatiestrategie in het eerste kwartaal van 2020 wel een tik te verwerken.

De S&P Risk Parity Index - 10% Target Volatility die de prestaties meet van multi-asset risk parity strategieën die het risico gelijk verdelen over aandelen, vastrentende effecten en grondstoffencontracten, verloor 13,7% in dollars in het eerste kwartaal van 2020. Een 50-50 combinatie van de MSCI World Index en Bloomberg Barclays US Aggregate Bond Index verloor over diezelfde periode slechts 9,7% en de BlackRock 60/40 Target Allocation ETF 11,6%. De S&P Risk Parity Index – 15% Target Volatility verloor zelf 20,6% in vergelijking met een 19,6% verlies voor de S&P 500 Index.

Dit zijn teleurstellende resultaten voor een strategie die uiteindelijk ontworpen is om het goed te doen in verschillende marktomstandigheden. Hoewel er vorig jaar verzachtende omstandigheden waren, de pandemie was immers moeilijk te voorspellen, was er misschien wel meer aan de hand.

Beleggers genoten tot voor de gezondheidscrisis niet enkel van hoge rendementen, de lage volatiliteit leidde tot een zekere zelfgenoegzaamheid bij beleggers en dreef hen naar steeds meer gebruik te maken van de hefboomwerking. Zolang de volatiliteit laag bleef, was er geen vuiltje aan de lucht en speelde de positieve correlatie tussen obligaties en aandelen risk parity strategieën in de kaart.

Echter, toen de volatiliteit plots de hoogte inschoot, wilden beleggers in eerste instantie enkel cash en functioneerden obligaties niet langer als ballast terwijl aandelen en grondstoffen scherp corrigeerden. Kortom, een goede herinnering voor beleggers om lage volatiliteit niet te verwarren met lage risico’s.

De herrijzenis
Al snel werd het einde van risk parity aangekondigd, maar dat bleek voorbarig. Deze allocatiestrategie participeerde immers volop in het V-vormig beursherstel en de S&P Risk Parity Index – 10% (en 15%) Target Volatility sloot het turbulente kalenderjaar uiteindelijk 11,5% (en 15,6%) hoger af. Meer nog het rendement op jaarbasis bedroeg 8,7% (en 12,5%) over de voorbije 10 jaar en 12,1% (en 17,1%) over de voorbije drie jaar.

Desondanks het snel en scherp herstel blijven de grote verliezen in het eerste kwartaal van vorig jaar zwaar op de maag liggen. Misschien zijn risk parity en bij uitbreiding dynamische allocatie strategieën gebaseerd op risicofactoren een goed alternatief voor de meer conventionele allocatiefondsen, maar ze bieden geenszins meer bescherming in tijden van paniek.

 

Lees ook eerdere columns van Morningstar:

- Waarom low volatility fondsen in 2020 faalden

Facebook Twitter LinkedIn

Over de auteur

Thomas De Fauw  Is fondsanalist multi-asset fondsen bij Morningstar in Amsterdam.

© Copyright 2024 Morningstar, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Voorwaarden        Privacybeleid        Cookie Settings        Beleidsdocumenten